Piet Langelaan (80) lijkt zich wat ongemakkelijk te voelen als hij met de brancard van stichting Ambulancewens het ontvangstvertrek van de marinierskazerne in Doorn wordt binnengereden. Hij mag dan ongeneeslijk ziek, hij vindt het maar niks om als patiënt gezien te worden. Deze dag wil hij lopend, op eigen kracht doorbrengen. Lichtvoetig, vrolijk. Niemand hoeft te zien hoeveel energie hem dat werkelijk kost.
Binnen wachten zijn vrienden Kees, Herke, Bertus. De inmiddels grijze haren bedekt met een blauwe baret. Ze hebben hier begin jaren zestig als dienstplichtigen hun Eerste Militaire Vorming gekregen. Daarna werden ze uitgezonden naar Nieuw Guinea om te strijden in de onafhankelijkheidsoorlog met Indonesië. Ze zaten destijds niet in dezelfde lichting. Hun vriendschap is pas twee jaar geleden ontstaan, tijdens een veteranenreis naar Nieuw Guinea. Daarna volgden er meerdere pogingen voor een reünie, maar corona zette daar telkens weer een streep door. Nu mogen ze bij hoge uitzondering het terrein van de Van Braam Houckheestkazerne betreden. Met alle egards worden ze ontvangen. Koffie met gebak, een rondleiding door de adjudant en als afsluiter een traditionele lunch in de kantine.
Luxe
De veteranen zien dat er in zestig jaar tijd veel is veranderd. De houten barakken, het kerkje waar zowel katholieken als protestanten terecht konden, het mandiehok waar je je natte kleren kon drogen, het kolenhok, het tentenkamp: ze zijn allemaal verdwenen. Daar is het comfort van bakstenen gebouwen voor teruggekomen. Het Spartaanse karakter van vroeger heeft plaatsgemaakt voor meer luxe en een lossere sfeer. Kees wijst naar een paar peuken die voor de kantine op de grond liggen. “Dat hoefden we vroeger niet proberen. Dan moesten we met twee man die sigaret pakken en in de prullenbak gooien.” Piet’s eigenzinnige inborst botste wel eens met het strakke, hiërarchische karakter van de mariniers. De officier liep elke avond tijdens ‘de rond’ met een stormlantaarn langs de kastjes van de mariniers. Als het niet netjes was kreeg je dat te horen. Hij herinnert zich nog de keer dat zijn kast volgens de officier niet netjes genoeg was. Hij smeet de kleren van Piet op de grond. Hij weigerde ze op te rapen. “Ík heb ze toch niet op de grond gegooid”, riep hij verongelijkt. Een week straf was het gevolg.
Lomp
Wie Piet niet beter kent zou hem lomp of zelfs onbeschoft kunnen noemen. Grove taal, een vloek. Ze rollen makkelijk uit zijn mond. Kijk je echter goed naar zijn pretogen, zijn olijke lach, dan zie je dat achter die rauwe bewoordingen geen kwaad schuilt. Kees weet nog goed hoe hard ze gelachen hebben toen Piet tijdens de Nieuw Guineareis uit zijn bed viel, bovenop de daaronder slapende dominee. De vloek die Piet toen uitschreeuwde had de man net zo goed als godslastering kunnen beschouwen, maar Piet komt daar met zijn vrolijke mimiek dus mee weg. Een goede bekende van Piet denkt met een gevoel van schaamte, maar ook plezier terug aan die keer dat ze een luxe patissier bezochten. Hij liet in niet mis te verstane woorden blijken wat hij van de prijzen vond. “Je gaat gvd toch geen 2 euro betalen voor een bonbon!”, riep hij luidkeels door de winkel. Het personeel en de klanten gierden het uit van het lachen.
Makan!, roepen de veteranen in koor als ze bij de kantine aankomen voor de lunch. Het Indonesisch zijn ze na al die jaren nog niet verleerd. Op witte borden krijgen ze ‘blauwe hap’ geserveerd. Een rijstgerecht dat zestig jaar geleden wekelijks op het menu stond. Het was toen wel wat minder luxe dan nu, herinnert Piet zich. “Met schaaltjes stonden we in een de rij om ons eten opgeschept te krijgen. Weggooien was er niet bij. Wat we niet op konden moesten we terugbrengen.”
Het bezoek van Piet aan de kazerne brengt veel herinneringen naar boven. Herinneringen van de zes maanden die hij in Doorn doorbracht, maar ook herinneringen aan Nieuw Guinea. Tien maanden heeft hij daar gediend als ziekenverzorger. Regelmatig ging hij mee op patrouille. Gelukkig waren er geen doden of zwaar gewonden binnen zijn eigen eenheid. Toch heeft hij genoeg spannende momenten meegemaakt. Vijandelijke militairen zag hij na een mislukte parachutesprong dood of zwaar gehavend in de bomen hangen. Soms hoorde hij op afstand een vuursalvo. Als het spannend dreigde te worden deed hij zijn band met rode kruis snel af. Piet: “Als ziekenverzorger ben je vaak het eerste doelwit.”
Energie
Zijn ziekte heeft hem niet weerhouden om in zijn laatste jaren alles uit het leven te persen. Kees verbaast zich nog over de energie die van Piet afspatte tijdens de Nieuw Guinea-reis. Zonder problemen een hele dag op excursie, sjansen met de lokale vrouwen, grappen maken. Pas later kreeg hij te horen dat Piet na de reis zo vermoeid was dat hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Zijn familie en vrienden heeft hij pas laat op de hoogte gebracht van de ernst van zijn ziekte. Hij wilde ze beschermen. Niet langer dan noodzakelijk blootstellen aan zorgen om hem. Zelf heeft hij er geen moeite mee dat het einde in zicht komt. “Dood is dood.” Hij kan alleen maar heel blij zijn dat hij deze dag in Doorn nog heeft mogen meemaken. “Het was grandioos.”