Op een oude zwart-witfoto uit 1968 staat een jonge vent, midden twintig, met een groepje motorvrienden. Naast hem staat een blinkende Kawasaki. Zijn naam is Ad van den Hurk. Hij heeft een slank gestalte en donkere haren. Zijn mimiek valt het meest in het oog. Grote grijns, twinkelende ogen die iets charmants en ondeugends uitstralen. Aan alles op die foto is te zien dat hij in zijn element is. Ruim vijf decennia later zit Ad in zijn rolstoel op het dakterras van Hospice Het Baken in Geldrop. Een sigaret in zijn mondhoek. Op tafel ligt een variatie aan rookwaar: sigaren, sigaretten, shag. De donkere haren zijn inmiddels grijs. Ad is ziek en weet dat hij niet meer beter gaat worden. Van het motorrijden heeft hij al een paar jaar geleden afscheid moeten nemen. Toch geniet hij met volle teugen van de dagen die hem nog gegeven zijn. Hij krijgt regelmatig bezoek van oude bekenden en spreekt nog elke maandag af met zijn motorvrienden. Koffie, stuk vlaai erbij en ouwehoeren. Sterke verhalen over ritten die ze vroeger gemaakt hebben. Ad verheugt zich op de dag die komen gaat. Zijn laatste wens is om nog een keer met de hele groep van Motorclub Nuenen een borrel te drinken. Straks komen twee vrijwilligers van Stichting Ambulancewens hem ophalen.
Die grijns en die twinkeling passen bij zijn karakter. Ondeugend, kwajongensachtig, zo typeren zijn vrienden hem. Een jaar of veertien was Ad toen hij zijn eerste motor kreeg: een Hulsmann Villiers. Wat rondjes rijden in de straten om zijn huis, want hij was nog te jong om de weg op te mogen. Gek was hij toen al van motorrijden. Het gevoel van vrijheid, de kick van de snelheid. Motorrijden was wel een dure hobby, ontdekte hij al snel. Hij had niet altijd geld voor brandstof. Ad vond echter een creatieve manier om zijn motor te voeden. Met een rubber slangetje tapte hij stiekem wat benzine af van de auto van zijn vader.
Plat
Ad hield ervan om het gas flink open te trekken. In zijn jonge jaren mocht hij graag wat rondjes rijden op het circuit. Assen, Zandvoort, Isle of Man. Hij heeft de nodige racebanen gezien. Vaak ging beste vriend Mart met hem mee. Voor Ad waren het de momenten om zijn stuurmanskunsten te tonen. Lekker plat door de bochten gaan, knie tegen het asfalt. Zo was hij met zijn bescheiden 125 CC-motor menig motorrijder met een grotere motorinhoud te snel af.
Van die wilde periode nam hij afscheid toen hij zijn vrouw Bep leerde kennen. Ze kregen twee kinderen. Het motorrijden verdween wat meer naar de achtergrond. Maar toen Mart in 1993 met zijn net gekochte Motor kwam aanrijden, begon het toch weer te kriebelen. Ad kocht een motor van hetzelfde merk, een blauw-witte BMW 1200 RS. Lekkere sportieve motor met een topsnelheid van 245 kilometer per uur. Hij mocht dan wel de vijftig gepasseerd zijn, dat betekent niet dat hij zich moet beperken tot de langzamere modellen. Een Harley is niks voor hem.
Jägermeister
In 1994 werden Ad en Mart samen lid van Motorclub Nuenen. Een motortourclub om precies te zijn. Geen ruige Hellsangelsachtige club, maar een gezellige gemixte groep mensen die samen in binnen- en buitenland toertochten rijden. Daarnaast organiseert de club een keer per maand een borrelavond in café Van Gogh en jaarlijks een barbecue in het Schuttershuis. ‘Adje’ was altijd van de partij. Gezellig keuvelen met zijn clubvrienden over memorabele motorritten. Zijn glaasje Jägermeister binnen handbereik, net als zijn pakje sigaretten, want Ad staat bekend als verstokte roker. Zelfs op de motor greep hij elk pauzemoment aan om een peuk op te steken. Stond het stoplicht op rood dan ging het vizier van zijn helm omhoog en stak hij snel een sigaret in zijn mondhoek.
Zijn vrienden van de club kwamen er al snel achter dat Ad nog steeds een snelheidsduivel was. Martin, ook niet bang om een beetje door te rijden, herinnert zich een rit waarin hij zo plat door een bocht heen reed dat zijn voetsteun het asfalt raakte. Ad genoot van de vonkenregen die onder zijn voeten uitkwam. Hij volgde het voorbeeld van zijn vriend en ging net zo plat rijden. Toen Ad bijna op zijn velg reed dreigde zijn motor weg te glijden. Hij nam wat gas terug en tilde zijn motor iets op. “Alles onder controle”, zei hij met een grote grijns.
Scheldkanonnade
Zijn vrouw Bep was voor de duvel niet bang als ze bij Ad achterop de motor klom. Al werd zijn snelheidsdrift haar ook wel eens te veel. Veel clubleden herinneren zich nog een rit die ze beiden maakten over een bochtig weggetje. Ad ging daar vol gas overheen. Bep werd als een lappen pop alle kanten opgeslingerd. “Ad ge hebt een vlag aan uw motor hangen”. Ze werd zo misselijk dat ze bij het dichtstbijzijnde tankstation moest overgeven. Tussen de braakpartijen door vuurde ze in het plat Helmonds een scheldkanonnade af.
Ad heeft daarna een periode zonder Bep gereden. Hij ruilde zijn duozitter in voor een eenpersoons motor. Ad en Noud koesteren de herinnering aan de verre motorreizen die ze maakten naar Peru en de Verenigde Staten. Samen met zijn beste vrienden op de motor. Dan kwam die grijns weer op zijn gezicht. Ze hebben daar genoeg avonturen meegemaakt, maar die blijven geheim. What happens on the motortrip stays on the motortrip. Ad was tijdens die trips meestal gezellig en meegaand, maar had ook wel momenten dat hij koppig en eigengereid was. Hij moest niks hebben van de lokale buitenlandse gerechten. Mart typeert hem als zwart-witdenker. Voor zijn vrienden stond hij dag en nacht klaar. Hij was elektromonteur en heeft bij aardig wat vrienden geholpen met de elektra. Behandelde je hem in zijn ogen slecht dan hoefde je echter op weinig vriendelijkheid te rekenen.
Afscheid
Drie jaar geleden begon zijn gezondheid hem voor het eerst in de steek te laten. Hij was met zijn vriendenclub op een motortrip door Spanje. Na een bezoek aan zijn dochter voelde hij zich niet goed. Half slapend zat hij op de motor. In een dorpje in Frankrijk bezochten ze een dokter. Hij mocht meteen in het ziekenhuis blijven. Einde motortrip. Een jaar later moest hij door zijn zwakke gezondheid definitief afscheid nemen van het motorrijden. Het emotioneert Ad nog steeds als hij terugdenkt aan dat moment. Zijn oude Kawasaki en BMW staan nog steeds in zijn schuur. Hij weigerde ze zomaar te verkopen. Ze moeten een goede bestemming krijgen. Nu hij weet dat zijn beide motoren door clubleden worden overgenomen kan hij er met een gerust hart afstand van doen.
Het andere afscheid dat hem zwaar viel is van zijn vrouw Bep. Drie maanden geleden overleed ze. De periode dat hij alleen op de motor reed, begon hij haar steeds meer te missen. Hij kocht opnieuw een duozitter. Zo hebben ze samen nog wat mooie ritten gemaakt. De laatste jaren met Bep waren best moeilijk. Naast COPD leed ze ook aan dementie. Bij Bep uitte zich dat in gevloek en gescheld. Het doet niets af aan de warme gevoelens die hij voor haar had. Ze hadden een goede band.
Dankbaar
Over zijn eigen afscheid spreekt Ad met veel meer nuchterheid. “We zijn allemaal een keer aan de beurt”. Hij kan alleen maar blij en dankbaar zijn dat hij zijn laatste dagen op zo’n mooie plek kan doorbrengen met de mensen die hij liefhebt.
Vandaag kan Ad een grote wens van zijn bucketlist afstrepen. Hij gaat nog een keer een borrel drinken met zijn motorvrienden. Tranen vloeien over zijn wangen als twee motoragenten bij het hospice komen voorrijden. Eén van hen is lid van de motorclub. Ze zullen Ad als VIP in zijn ambulance escorteren naar de Schuttershut. Daar wacht een ontvangst met applaus, ronkende motoren, mooie woorden van de voorzitter en een laatste toast met een glaasje Jägermeister. Ad begint steeds meer te lijken op die jongen van die zwart-witfoto. De twinkeling in zijn ogen, die schalkse blik, die zijn er nog steeds.